Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
klauen:
- stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken; ontnemen; toeëigenen; snaaien; kapen; roven; ontfutselen; wegnemen; plunderen; benemen; afnemen; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen; achterhouden; wegfutselen; meepikken; graantje meepikken; onteigenen; weggraaien
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor klauen (Duits) in het Nederlands
klauen:
-
klauen (wegschnappen; stehlen; rauben)
stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken-
verdonkeremanen werkwoord (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken werkwoord (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
klauen (entwenden; stehlen; abhandenmachen; rauben; wegnehmen; hinterziehen; wegschnappen; veruntreuen)
stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen-
verdonkeremanen werkwoord (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken werkwoord (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
klauen (stehlen; entwenden; hinterziehen; rauben; wegschnappen; verheimlichen; sich aneignen; zurückbehalten; zurückhalten; unterschlagen; verhehlen; veruntreuen)
stelen; pikken; verduisteren; wegpikken; jatten; ontvreemden; verdonkeremanen; vervreemden; inpikken; wegkapen; gappen; achterhouden; achteroverdrukken; wegfutselen-
verdonkeremanen werkwoord (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken werkwoord (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
wegfutselen werkwoord
-
klauen (mitnaschen; entwenden; rauben; stehlen)
-
klauen (enteignen; verstaatlichen; konfiszieren; veruntreuen; nationalisieren)
-
klauen (entwenden; rauben; stehlen; abstäuben; enteignen; abstauben)
Conjugations for klauen:
Präsens
- klaue
- klaust
- klaut
- klauen
- klaut
- klauen
Imperfekt
- klaute
- klautest
- klaute
- klauten
- klautet
- klauten
Perfekt
- habe geklaut
- hast geklaut
- hat geklaut
- haben geklaut
- habt geklaut
- haben geklaut
1. Konjunktiv [1]
- klaue
- klauest
- klaue
- klauen
- klauet
- klauen
2. Konjunktiv
- klaute
- klautest
- klaute
- klauten
- klautet
- klauten
Futur 1
- werde klauen
- wirst klauen
- wird klauen
- werden klauen
- werdet klauen
- werden klauen
1. Konjunktiv [2]
- würde klauen
- würdest klauen
- würde klauen
- würden klauen
- würdet klauen
- würden klauen
Diverses
- klau!
- klaut!
- klauen Sie!
- geklaut
- klauend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor klauen:
Synoniemen voor "klauen":
Wiktionary: klauen
klauen
klauen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klauen | → stelen | ↔ lift — to steal |
• klauen | → stelen; jatten | ↔ pilfer — to steal in small quantities |
• klauen | → afpakken; wegpikken; graaien; weggraaien | ↔ snatch — to steal |
• klauen | → stelen; ontvreemden; jatten | ↔ steal — to illegally take possession of |
• klauen | → jatten | ↔ swipe — to snatch |
• klauen | → ploeteren; kabbelen; klapperen; klotsen; plassen; plonzen; door het water plassen; peddelen | ↔ barboter — bredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications. |
Computer vertaling door derden: