Duits

Uitgebreide vertaling voor laden (Duits) in het Nederlands

laden:

laden werkwoord (lade, lädst, lädt, ladete, ladetet, geladen)

  1. laden (beladen; einladen; befrachten; aufladen)
    laden; bevrachten; beladen
    • laden werkwoord (laad, laadt, laadde, laadden, geladen)
    • bevrachten werkwoord (bevracht, bevrachtte, bevrachtten, bevracht)
    • beladen werkwoord (belaad, belaadt, belaadde, belaadden, beladen)
  2. laden (einladen; aufladen; verladen; befrachten; beladen)
    laden; inladen
    • laden werkwoord (laad, laadt, laadde, laadden, geladen)
    • inladen werkwoord (laad in, laadt in, laadde in, laadden in, ingeladen)
  3. laden (aufladen)
    geweer laden; laden
  4. laden (herausfordern; aufrufen; auffordern; )
    oproepen; sommeren; ontbieden
    • oproepen werkwoord (roep op, roept op, riep op, riepen op, opgeroepen)
    • sommeren werkwoord (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)
    • ontbieden werkwoord (ontbied, ontbiedt, ontbood, ontboden, ontboden)
  5. laden (elektricität aufladen; belasten; einladen; )

Conjugations for laden:

Präsens
  1. lade
  2. lädst
  3. lädt
  4. laden
  5. ladet
  6. laden
Imperfekt
  1. ladete
  2. ladetest
  3. ladete
  4. ladeten
  5. ladetet
  6. ladeten
Perfekt
  1. habe geladen
  2. hast geladen
  3. hat geladen
  4. haben geladen
  5. habt geladen
  6. haben geladen
1. Konjunktiv [1]
  1. lade
  2. ladest
  3. lade
  4. laden
  5. ladet
  6. laden
2. Konjunktiv
  1. ladete
  2. ladetest
  3. ladete
  4. ladeten
  5. ladetet
  6. ladeten
Futur 1
  1. werde laden
  2. wirst laden
  3. wird laden
  4. werden laden
  5. werdet laden
  6. werden laden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde laden
  2. würdest laden
  3. würde laden
  4. würden laden
  5. würdet laden
  6. würden laden
Diverses
  1. lade!
  2. ladet!
  3. laden Sie!
  4. geladen
  5. ladend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor laden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inladen Einladen; Einschiffung; Verladung; Verschiffung
laden Laden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beladen aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
bevrachten aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden
geweer laden aufladen; laden
inladen aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen
laden aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen
ontbieden auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
opladen elektriciteit aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden
opnieuw laden aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden erneut laden
oproepen auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen aufbieten; aufrufen; einberufen; herbeirufen; kommen lassen; rufen; vorladen; zu sich rufen
sommeren auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; fordern; herausfordern; herbeirufen; laden; mahnen; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen anmahnen; auffordern; ermahnen; fordern; mahnen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beladen beladen; belastet

Synoniemen voor "laden":


Wiktionary: laden


Cross Translation:
FromToVia
laden inladen load — to put a load on
laden laden load — to fill with munition
laden inlezen; laden load — to read into memory
laden laden; belasten met; opdracht geven; opdragen chargergarnir d’une charge.

Verwante vertalingen van laden