Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schläfrig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor schläfrig (Duits) in het Nederlands

schläfrig:

schläfrig bijvoeglijk naamwoord

  1. schläfrig (dösig; duselig; verschlafen; schlaftrunken)
    slaperig; versuft; lodderig; suffig; dommelig
  2. schläfrig (dösig; duselig)
    soezig
    • soezig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor schläfrig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dommelig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
lodderig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
slaperig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
suffig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
versuft duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen betäubt; duselig; dösig; stumpfsinnig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
soezig duselig; dösig; schläfrig

Synoniemen voor "schläfrig":


Wiktionary: schläfrig

schläfrig
adjective
  1. ein Bedürfnis nach Schlaf verspürend, geneigt einschlafen
schläfrig
adjective
  1. behoefte tot slaap vertonend

Cross Translation:
FromToVia
schläfrig slaperig drowsy — inclined to drowse
schläfrig slaperig sleepy — feeling the need for sleep

Computer vertaling door derden: