Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sich angewöhnen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sich angewöhnen (Duits) in het Nederlands

sich angewöhnen:

sich angewöhnen werkwoord

  1. sich angewöhnen (sich eingewöhnen; sich gewöhnen; akklimatisieren)
    wennen; aanpassen; aarden; gewendraken
    • wennen werkwoord (wen, went, wende, wenden, gewend)
    • aanpassen werkwoord (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
    • aarden werkwoord (aard, aardt, aardde, aardden, geaard)
    • gewendraken werkwoord
  2. sich angewöhnen (einreißen)
    eigenmaken; aanwennen; gewend raken; leren
    • eigenmaken werkwoord (maak eigen, maakt eigen, maakte eigen, maakten eigen, eigengemaakt)
    • aanwennen werkwoord (wen aan, went aan, wende aan, wenden aan, aangewend)
    • gewend raken werkwoord (raak gewend, raakt gewend, raakte gewend, raakten gewend, gewend geraakt)
    • leren werkwoord (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)

Vertaal Matrix voor sich angewöhnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leren Lernen; Studieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpassen akklimatisieren; sich angewöhnen; sich eingewöhnen; sich gewöhnen Anpassung; anpassen; anprobieren; einfügen; herrichten; qualifizieren
aanwennen einreißen; sich angewöhnen
aarden akklimatisieren; sich angewöhnen; sich eingewöhnen; sich gewöhnen erden
eigenmaken einreißen; sich angewöhnen
gewend raken einreißen; sich angewöhnen einbürgern; eingewöhnen
gewendraken akklimatisieren; sich angewöhnen; sich eingewöhnen; sich gewöhnen
leren einreißen; sich angewöhnen Unterricht bekommen; aneignen; anlernen; beibringen; büffeln; einpauken; erlernen; erziehen; lehren; lernen; studieren; unterrichten; unterweisen
wennen akklimatisieren; sich angewöhnen; sich eingewöhnen; sich gewöhnen akklimatisieren; sich gewöhnen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sich angewöhnen