Duits
Uitgebreide vertaling voor sprechend (Duits) in het Nederlands
sprechend:
-
sprechend (expressiv; ausdrucksvoll)
expressief; sprekend; vol uitdrukking-
expressief bijvoeglijk naamwoord
-
sprekend bijvoeglijk naamwoord
-
vol uitdrukking bijvoeglijk naamwoord
-
-
sprechend (unwiderruflich; entschieden; endgültig; einwandfrei; eindeutig; handfest; unvermeidlich; unwiederbringlich; unumstößlich; unwiderlegbar; unwiderleglich)
onweerlegbaar; vast en zeker-
onweerlegbaar bijvoeglijk naamwoord
-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sprechend:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
expressief | ausdrucksvoll; expressiv; sprechend | |
onweerlegbaar | eindeutig; einwandfrei; endgültig; entschieden; handfest; sprechend; unumstößlich; unvermeidlich; unwiderlegbar; unwiderleglich; unwiderruflich; unwiederbringlich | unbestreitbar; unumstößlich; unwiderlegbar; unwiderleglich |
sprekend | ausdrucksvoll; expressiv; sprechend | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vast en zeker | eindeutig; einwandfrei; endgültig; entschieden; handfest; sprechend; unumstößlich; unvermeidlich; unwiderlegbar; unwiderleglich; unwiderruflich; unwiederbringlich | absolut; gewiß; sicher; unbedingt; ungezweifelt; wahrlich; wirklich; zweifellos |
vol uitdrukking | ausdrucksvoll; expressiv; sprechend |
Computer vertaling door derden: