Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. verwetten:


Duits

Uitgebreide vertaling voor verwetten (Duits) in het Nederlands

verwetten:

verwetten werkwoord (verwette, verwettest, verwettet, verwettete, verwettetet, verwettet)

  1. verwetten (wetten; einsetzen)
    inzetten; wedden; verwedden
    • inzetten werkwoord (zet in, zette in, zetten in, ingezet)
    • wedden werkwoord (wed, wedt, wedde, wedden, gewed)
    • verwedden werkwoord (verwed, verwedt, verwedde, verwedden, verwed)

Conjugations for verwetten:

Präsens
  1. verwette
  2. verwettest
  3. verwettet
  4. verwetten
  5. verwettet
  6. verwetten
Imperfekt
  1. verwettete
  2. verwettetest
  3. verwettete
  4. verwetteten
  5. verwettetet
  6. verwetteten
Perfekt
  1. habe verwettet
  2. hast verwettet
  3. hat verwettet
  4. haben verwettet
  5. habt verwettet
  6. haben verwettet
1. Konjunktiv [1]
  1. verwette
  2. verwettest
  3. verwette
  4. verwetten
  5. verwettet
  6. verwetten
2. Konjunktiv
  1. verwettete
  2. verwettetest
  3. verwettete
  4. verwetteten
  5. verwettetet
  6. verwetteten
Futur 1
  1. werde verwetten
  2. wirst verwetten
  3. wird verwetten
  4. werden verwetten
  5. werdet verwetten
  6. werden verwetten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verwetten
  2. würdest verwetten
  3. würde verwetten
  4. würden verwetten
  5. würdet verwetten
  6. würden verwetten
Diverses
  1. verwett!
  2. verwettet!
  3. verwetten Sie!
  4. verwettet
  5. verwettend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verwetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inzetten Anfangen; Angehen; Anheben; Anstimmen; Bereitstellung; Einlage; Einsetzen; Geldeinsatz; Softwarebereitstellung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inzetten einsetzen; verwetten; wetten Einsatz zeigen; abheben; anfangen; anheben; antreten; beginnen; eine Wette machen; einsetzen; starten; wetten
verwedden einsetzen; verwetten; wetten
wedden einsetzen; verwetten; wetten

Computer vertaling door derden: