Duits

Uitgebreide vertaling voor vorlegen (Duits) in het Nederlands

vorlegen:

vorlegen werkwoord (lege vor, legst vor, legt vor, legte vor, legtet vor, vorgelegt)

  1. vorlegen (anbieten; einreichen)
    aanbieden; indienen
    • aanbieden werkwoord (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
    • indienen werkwoord (dien in, dient in, diende in, dienden in, ingediend)
  2. vorlegen (unterbreiten; vorsetzen; vorweisen)
    voorleggen; ter overweging geven
    • voorleggen werkwoord (leg voor, legt voor, legde voor, legden voor, voorgelegd)
    • ter overweging geven werkwoord (geef ter overweging, geeft ter overweging, gaf ter overweging, gaven ter overweging, ter overweging gegeven)

Conjugations for vorlegen:

Präsens
  1. lege vor
  2. legst vor
  3. legt vor
  4. legen vor
  5. legt vor
  6. legen vor
Imperfekt
  1. legte vor
  2. legtest vor
  3. legte vor
  4. legten vor
  5. legtet vor
  6. legten vor
Perfekt
  1. habe vorgelegt
  2. hast vorgelegt
  3. hat vorgelegt
  4. haben vorgelegt
  5. habt vorgelegt
  6. haben vorgelegt
1. Konjunktiv [1]
  1. lege vor
  2. legest vor
  3. lege vor
  4. legen vor
  5. leget vor
  6. legen vor
2. Konjunktiv
  1. legte vor
  2. legtest vor
  3. legte vor
  4. legten vor
  5. legtet vor
  6. legten vor
Futur 1
  1. werde vorlegen
  2. wirst vorlegen
  3. wird vorlegen
  4. werden vorlegen
  5. werdet vorlegen
  6. werden vorlegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorlegen
  2. würdest vorlegen
  3. würde vorlegen
  4. würden vorlegen
  5. würdet vorlegen
  6. würden vorlegen
Diverses
  1. leg vor!
  2. legt vor!
  3. legen Sie vor!
  4. vorgelegt
  5. vorlegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vorlegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbieden anbieten; einreichen; vorlegen anbieten; bieten; darbieten; feilbieten; offerieren; präsentieren; reichen; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen
indienen anbieten; einreichen; vorlegen
ter overweging geven unterbreiten; vorlegen; vorsetzen; vorweisen
voorleggen unterbreiten; vorlegen; vorsetzen; vorweisen anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen

Synoniemen voor "vorlegen":


Wiktionary: vorlegen

vorlegen
verb
  1. etwas jemand anderem zur Prüfung geben
  2. etwas bekanntmachen

Cross Translation:
FromToVia
vorlegen voorstellen; presenteren present — bring into the presence of
vorlegen voorleggen; beschikbaar stellen produce — to make available to
vorlegen voorleggen; verzenden; voordragen; indienen submit — enter or put forward something for approval, consideration, marking etc.
vorlegen indienen; presenteren; vertonen; voorstellen; aanbieden; spelen présenter — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden: