Duits
Uitgebreide vertaling voor homolog (Duits) in het Nederlands
homolog:
-
homolog
homoloog; overeenstemmend; gelijkluidend-
homoloog bijvoeglijk naamwoord
-
overeenstemmend bijvoeglijk naamwoord
-
gelijkluidend bijvoeglijk naamwoord
-
-
homolog (gleichstellig)
gelijkstandig-
gelijkstandig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor homolog:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gelijkluidend | homolog | gleichlautend |
gelijkstandig | gleichstellig; homolog | |
homoloog | homolog | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
overeenstemmend | homolog | bejahend; gleichförmig; konform; zustimmend |
Synoniemen voor "homolog":
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor homolog (Nederlands) in het Duits
homolog: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- homo: homosexuell; Schwule; Homo; Tunte; Homosexuelle; Homophile
- log: faul; müde; lässig; schwül; träge; matt; langsam; schlapp; nachlässig; schwerfällig; schleppend; flau; lustlos; teilnahmslos; freudlos; arbeitsscheu; trödelig; denkfaul; grob; plump; pummelig
- logé: Besuch; Gast; Besucher; Gäste; Eingeladene; Hausgast; Logiergast