Duits
Uitgebreide vertaling voor sächlich (Duits) in het Zweeds
sachlich:
-
sachlich (nüchtern; lakonisch)
affärsmässigt; systematiskt; systematisk-
affärsmässigt bijvoeglijk naamwoord
-
systematiskt bijvoeglijk naamwoord
-
systematisk bijvoeglijk naamwoord
-
-
sachlich (faktisch; wirklich; grundsätzlich; wahrhaftig; wesentlich; effektiv; essentiell; grundlegend)
-
sachlich (inhaltlich)
-
sachlich (nüchtern; geschäftlich; objektiv; dienstlich)
-
sachlich (objektiv; kalt; geschäftlich; nüchtern; dürr; dienstlich; unbestechlich; unparteiisch)
-
sachlich (sparsam; nüchtern; ärmlich; schlicht; mäßig; einfach)
anspråkslös; flärdfritt; spartanskt; anspråkslöst; flärdfri-
anspråkslös bijvoeglijk naamwoord
-
flärdfritt bijvoeglijk naamwoord
-
spartanskt bijvoeglijk naamwoord
-
anspråkslöst bijvoeglijk naamwoord
-
flärdfri bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sachlich:
Synoniemen voor "sachlich":
Computer vertaling door derden: