Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Intervall

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Intervall

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Intervall:
- intervall
Wiktionary:
- Intervall → intervall
- Intervall → fönster, intervall

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

intervall:
- Intervall; Spanne; Spielzeit; Interval; Tonabstand; Bereich
Wiktionary:
- intervall → Intervall
- intervall → Intervall, Abstand, Strecke

Duits

Uitgebreide vertaling voor Intervall (Duits) in het Zweeds

Intervall:

Intervall [der ~] zelfstandig naamwoord

der Intervall
intervall
- intervall [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Intervall:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
intervall	Intervall	Bereich; Interval; Spanne; Spielzeit; Tonabstand

Synoniemen voor "Intervall":

Abstand; Dauer; Frist; Periode; Phase; Spanne; Weile; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang; Zeitraum; Zeitspanne; Abstraktion

Wiktionary: Intervall

Intervall

noun

regelmäßiger, zeitlicher Abstand
- Intervall → intervall
Mathematik: begrenzter Zahlenbereich
- Intervall → intervall
Musik: Abstand zwischen der Höhe zweier Ton
- Intervall → intervall

Cross Translation:

From	To	Via
• Intervall	→ fönster	↔ window — period of time
• Intervall	→ intervall	↔ intervalle — distance d’un lieu à un autre.

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Intervall (Zweeds) in het Duits

intervall:

intervall [-ett] zelfstandig naamwoord

intervall
der Intervall
- Intervall [der ~] zelfstandig naamwoord
intervall
die Spanne
- Spanne [die ~] zelfstandig naamwoord
intervall (avbrott)
die Spielzeit
- Spielzeit [die ~] zelfstandig naamwoord
intervall (tonavstånd)
der Interval; der Tonabstand
- Interval [der ~] zelfstandig naamwoord
- Tonabstand [der ~] zelfstandig naamwoord
intervall (område)
der Bereich
- Bereich [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor intervall:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bereich	intervall; område	area; cacheområde; distrikt; fönster; fönsterruta; landskap; lott; län; navigeringsplats; obebygdd tomt; omfång; område; place; provins; region; revir; räckvidd; scope; sfär; sökomfång; territorium; värdeområde; zon
Interval	intervall; tonavstånd
Intervall	intervall
Spanne	intervall	liten stund; litet tag; pappersmarginal; period; tid; tidsrymd; tidsspann
Spielzeit	avbrott; intervall	föreställningssäsong; lektid; sista dagen för inlämning; sista dagen för underskrift; teatersäsong; tidsgräns
Tonabstand	intervall; tonavstånd

Wiktionary: intervall

intervall

noun

regelmäßiger, zeitlicher Abstand
- Intervall → intervall
Mathematik: begrenzter Zahlenbereich
- Intervall → intervall
Musik: Abstand zwischen der Höhe zweier Ton
- Intervall → intervall

Cross Translation:

From	To	Via
• intervall	→ Intervall; Abstand; Strecke	↔ intervalle — distance d’un lieu à un autre.