Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Nut:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. Nut:
    • Wiktionary:
      Nut → Nut


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nut (Duits) in het Zweeds

Nut:

Nut [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Nut (Furche; Einschnitt; Rinne; Rille)
    fåra; ränna; räffla
    • fåra [-en] zelfstandig naamwoord
    • ränna [-en] zelfstandig naamwoord
    • räffla zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fåra Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne Falz; Furche; Kannelüre; Rille; Rinne
räffla Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne Falz; Furche; Kannelüre; Rille; Rinne
ränna Einschnitt; Furche; Nut; Rille; Rinne
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fåra einkerben; einschneiden; falzen
ränna eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen

Synoniemen voor "Nut":


Wiktionary: Nut

Nut
noun
  1. Ägyptische Mythologie: Göttin des Himmels (kein Plural)
  2. -