Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Abtritt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abtritt (Duits) in het Zweeds

Abtritt:

Abtritt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Abtritt (Treppe; Fußtritt; Eingangstreppe; )
    trappor

Vertaal Matrix voor Abtritt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trappor Abschnitt; Abtritt; Aufgang; Eingangstreppe; Fußtritt; Sprosse; Treppe

Synoniemen voor "Abtritt":


Wiktionary: Abtritt

Abtritt
noun
  1. Weggang von der Bühne
  2. veraltet für Toilette
  3. Ausscheiden aus einem Amt oder Dienst

Cross Translation:
FromToVia
Abtritt avsked; sorti; utgång exit — action of leaving
Abtritt avträde; klosett; toalett cabinet — Petite pièce retirée.

Computer vertaling door derden: