Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Angreifen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Angreifen (Duits) in het Zweeds

Angreifen:

Angreifen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Angreifen (Anfallen)
    överfalla; attakera
  2. Angreifen (Ausfall machen)
    anfallande
  3. Angreifen (Anfechten; Abstreiten)
    dispyt; strid
    • dispyt [-en] zelfstandig naamwoord
    • strid [-en] zelfstandig naamwoord
  4. Angreifen (Vergewaltigung)
    överträdande

Vertaal Matrix voor Angreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfallande Angreifen; Ausfall machen
attakera Anfallen; Angreifen
dispyt Abstreiten; Anfechten; Angreifen Auseinandersetzung; Differenz; Haarspalterei; Krakeel; Meinungsverschiedenheit; Streit; Streitgespräch; Twist; Uneinigkeit; Wortstreit; Zank
strid Abstreiten; Anfechten; Angreifen Auseinandersetzung; Balgerei; Fehde; Gefecht; Handgemenge; Kampf; Keilerei; Konflikt; Krach; Krieg; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Ringen; Ringkampf; Schlacht; Schlägerei; Streit; Streitigkeit; Twist; Wettkampf; Zank
överfalla Anfallen; Angreifen
överträdande Angreifen; Vergewaltigung Übertreter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överfalla belästigen; notzüchten; vergewaltigen

Verwante vertalingen van Angreifen