Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ansprache:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ansprache (Duits) in het Zweeds

Ansprache:

Ansprache [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ansprache (Rede; Lesung; Konzert)
    föredrag; tal
    • föredrag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • tal [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. die Ansprache (Mitteilung; Meldung; Erwähnung; )
    meddelande; nyhet
    • meddelande [-ett] zelfstandig naamwoord
    • nyhet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ansprache:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
föredrag Ansprache; Konzert; Lesung; Rede Deklamation; Referat; Vorlesung; Vortrag; Vorträge
meddelande Ansprache; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Bericht; Botschaft; Erwähnung; Meldung; Mitteilung; Verlautbarung; Verzeichnung Ankündigung; Anzeige; Anzeigen; Aussage; Aussprache; Ausspruch; Bekanntgabe; Benachrichtigung; Bericht; Darlegung; Denkschrift; Dokument; Erklärung; Gedenkbuch; Information; Meldung; Memorandum; Mitteilung; Mitteilungen; Nachricht; Notizbuch; Rechnung; Systemmitteilung
nyhet Ansprache; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Bericht; Botschaft; Erwähnung; Meldung; Mitteilung; Verlautbarung; Verzeichnung Erneuerung; Frische; Innovation; Modernität
tal Ansprache; Konzert; Lesung; Rede Artikulation; Aussprache; Deklamation; Formulierung; Numerus; Rede; Wort; Zahl; gesprochner Text

Synoniemen voor "Ansprache":


Wiktionary: Ansprache

Ansprache
noun
  1. Rede zu einem bestimmten Thema für eine wählen Zuhörerschaft

Cross Translation:
FromToVia
Ansprache tal speech — an oration, session of speaking

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Ansprache