Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Arbeitsplatz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Arbeitsplatz (Duits) in het Zweeds

Arbeitsplatz:

Arbeitsplatz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Arbeitsplatz (Wirkungskreis; Stelle; Arbeit; )
    arbete
    • arbete [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Arbeitsplatz (Werkstätte; Werkstatt)
    arbetsplats
  3. der Arbeitsplatz
    jobb
    • jobb [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. der Arbeitsplatz
    fabriksgolv

Vertaal Matrix voor Arbeitsplatz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arbete Arbeit; Arbeitsplatz; Funktion; Position; Stelle; Stellung; Wirkungskreis Aktivität; Arbeit; Arbeitsplätze; Arbeitsverhältnis; Beruf; Beschäftigung; Dienststelle; Dienstverhältnis; Eifer; Emsigkeit; Fach; Fleiß; Geschäftigkeit; Gewerbe; Industrie; Job; Liebhaberei; Stelle; Stellung; Tätigkeit
arbetsplats Arbeitsplatz; Werkstatt; Werkstätte Arbeitsplätze; Arbeitsstätte; Arbeitstisch; Büro; Pult; Putzstelle; Schreibtisch
fabriksgolv Arbeitsplatz
jobb Arbeitsplatz Anfrage; Anstellung; Arbeit; Arbeitsverhältnis; Aufgabe; Auftrag; Beruf; Beschäftigung; Dienststelle; Dienstverhältnis; Einzelvorgang; Ernennung; Funktion; Job; Stelle; Stellung; Tätigkeit; Vertrag

Synoniemen voor "Arbeitsplatz":


Wiktionary: Arbeitsplatz

Arbeitsplatz
noun
  1. Anstellung
  2. Ort, an dem gearbeitet wird

Cross Translation:
FromToVia
Arbeitsplatz arbetsplats workplace — place where someone works

Computer vertaling door derden: