Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Böschung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Böschung (Duits) in het Zweeds

Böschung:

Böschung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Böschung (Hang; Hügel; Gefälle)
    hänga; luta
    • hänga [-en] zelfstandig naamwoord
    • luta [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Böschung
    bana; lopp; kapplöpning
    • bana [-en] zelfstandig naamwoord
    • lopp [-ett] zelfstandig naamwoord
    • kapplöpning [-en] zelfstandig naamwoord
  3. die Böschung
    lutningar
  4. die Böschung (Helling; Hang; Senkung; Gefälle; Steilhang)
    sluttning

Vertaal Matrix voor Böschung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bana Böschung Karriere; Strecke; Teilstrecke
hänga Böschung; Gefälle; Hang; Hügel
kapplöpning Böschung Rennen; Wettlauf; Wettrennen
lopp Böschung Hardlaufkampf; Rennen; Wettlauf; Wettrennen; kampf; marathon
luta Böschung; Gefälle; Hang; Hügel Laute
lutningar Böschung
sluttning Böschung; Gefälle; Hang; Helling; Senkung; Steilhang Schwellung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hänga aufbinden; aufhängen; aufknöpfen; aufknüpfen; ausbeuteln; auseinandergehen; einpacken; einsacken; einsinken; herumsitzen; herumstehen; hängen; prolabieren; setzen; sichsenken; vorfallen
lopp ein Rennen fahren; rennen

Synoniemen voor "Böschung":


Wiktionary: Böschung

Böschung
noun
  1. schräg abfallende und befestigte Seitenfläche im Gelände, zum Beispiel an Straßen,Bahndamm oder an einem Ufer

Cross Translation:
FromToVia
Böschung fördämning embankment — artificial mound of earth and stone