Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Bewaffnung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bewaffnung (Duits) in het Zweeds

Bewaffnung:

Bewaffnung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bewaffnung (Aufrüstung)
    utrustning; rustning; bestyckning; beväpning
  2. die Bewaffnung
    bevapning
  3. die Bewaffnung

Vertaal Matrix voor Bewaffnung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestyckning Aufrüstung; Bewaffnung
bevapning Bewaffnung
beväpning Aufrüstung; Bewaffnung Gewehr; Knarre; Pistole; Waffe
rustning Aufrüstung; Bewaffnung Rüstung
utrustning Aufrüstung; Bewaffnung Apparat; Apparatur; Arbeitsgerät; Aufrüstung; Ausrüstung; Ausrüstungsgegenstände; Ausrüstungsstück; Ausschmückung; Ausstaffierung; Ausstattung; Ausstattungsstück; Gerät; Girlande; Handwerkzeug; Joch; Verzierung; Werkzeug; Zierde
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
militärmateriel Bewaffnung

Synoniemen voor "Bewaffnung":


Wiktionary: Bewaffnung

Bewaffnung
noun
  1. Art und Menge der Waffen, über die jemand verfügt
  2. Maßnahme, um jemand mit Waffen zu versehen

Cross Translation:
FromToVia
Bewaffnung vapen arm — weapon