Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ermächtigung (Duits) in het Zweeds

Ermächtigung:

Ermächtigung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ermächtigung (Autorisation; Bevollmächtigung)
    bemyndigande; auktorisation; berättigande
  2. die Ermächtigung (Bevollmächtigung; Vollmacht; Autorisation)
    fullmakt; bemyndigande; auktorisation
  3. die Ermächtigung (Mandat; Prokura; Vollmacht; )
    fullmakt; mandera
  4. die Ermächtigung (Vollmachten)
    fullmakter

Vertaal Matrix voor Ermächtigung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auktorisation Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Vollmacht
bemyndigande Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Vollmacht Bekräftigung; Bestätigung; Ernennung zum Offizier; Konsolidierung
berättigande Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung Bekräftigung; Bestätigung; Entschuldigung; Justifikation; Konsolidierung; Verzeihung
fullmakt Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung Bevollmächtigungsformular; Diplom; Ermächtigungsformular; Generalvollmacht; Vollmacht
fullmakter Ermächtigung; Vollmachten Gesamtprokura; füllige Vollmacht
mandera Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung

Synoniemen voor "Ermächtigung":