Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Erreger:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Erreger (Duits) in het Zweeds

Erreger:

Erreger [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Erreger (Erzeuger)
    alstrare

Vertaal Matrix voor Erreger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alstrare Erreger; Erzeuger Erzeuger; Generator; Hervorbringer; Produzent

Synoniemen voor "Erreger":


Wiktionary: Erreger

Erreger
noun
  1. Medizin: Auslöser einer Krankheit