Duits

Uitgebreide vertaling voor Flehen (Duits) in het Zweeds

Flehen:

Flehen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Flehen (Bitte; Gesuch; flehentliche Bitte; Gebet)
    förbön; ödmjuk bön
  2. Flehen (Gejammer; Stöhnen; Geheul; )
    klagorop; klaganden
  3. Flehen (Gebet; flehentliche Bitte)
    böner; bönfallanden; bevekningar

Vertaal Matrix voor Flehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevekningar Flehen; Gebet; flehentliche Bitte
böner Flehen; Gebet; flehentliche Bitte
bönfallanden Flehen; Gebet; flehentliche Bitte
förbön Bitte; Flehen; Gebet; Gesuch; flehentliche Bitte
klaganden Flehen; Gebell; Geheul; Gejammer; Geklage; Gewimmer; Gewinsel; Geächze; Jammern; Stöhnen
klagorop Flehen; Gebell; Geheul; Gejammer; Geklage; Gewimmer; Gewinsel; Geächze; Jammern; Stöhnen
ödmjuk bön Bitte; Flehen; Gebet; Gesuch; flehentliche Bitte