Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Flinkheit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Flinkheit (Duits) in het Zweeds

Flinkheit:

Flinkheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Flinkheit (Schnelligkeit; Geschwindigkeit; Tempo; )
    snabbhet; tempo
    • snabbhet [-en] zelfstandig naamwoord
    • tempo [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. die Flinkheit (Gewandtheit; Geschwindigkeit)
    livlighet; friskhet; munterhet
  3. die Flinkheit (Keckheid)
    käckhet; flinkhet

Vertaal Matrix voor Flinkheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flinkhet Flinkheit; Keckheid Fazilität; Komfort
friskhet Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit Frische; Gesundheit; Wohlbefinden
käckhet Flinkheit; Keckheid
livlighet Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit Ausgelassenheit; Beweglichkeit; Lebhaftigkeit; Wendigkeit; Übermut; Üppigkeit
munterhet Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit Ausgelassenheit; Erfreulichkeit; Feudenruf; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gefallen; Gejohle; Gejubel; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Seligkeit; Spaß; Spässe; Vergnügen
snabbhet Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit Beweglichkeit; Lebhaftigkeit
tempo Flinkheit; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Raschheit; Schnelligkeit; Tempo; Zügigkeit

Synoniemen voor "Flinkheit":