Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gebet:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gebet (Duits) in het Zweeds

Gebet:

Gebet [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gebet
    anhållan; begäran; anmodan
  2. Gebet (Bitten)
    bön
    • bön [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Gebet (Bitte; Gesuch; flehentliche Bitte; Flehen)
    förbön; ödmjuk bön
  4. Gebet (Flehen; flehentliche Bitte)
    böner; bönfallanden; bevekningar

Vertaal Matrix voor Gebet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhållan Gebet Verhaften
anmodan Gebet
begäran Gebet Verlangen; Wunsch
bevekningar Flehen; Gebet; flehentliche Bitte
bön Bitten; Gebet Appellieren; Kirche Gebet
böner Flehen; Gebet; flehentliche Bitte
bönfallanden Flehen; Gebet; flehentliche Bitte
förbön Bitte; Flehen; Gebet; Gesuch; flehentliche Bitte
ödmjuk bön Bitte; Flehen; Gebet; Gesuch; flehentliche Bitte

Wiktionary: Gebet

Gebet
noun
  1. Religion: an Gott gerichtete Bitte, Gespräch mit Gott

Cross Translation:
FromToVia
Gebet bön gebed — het bidden
Gebet bön prayer — practice of communicating with one's God

Verwante vertalingen van Gebet