Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gehänge:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gehänge (Duits) in het Zweeds

Gehänge:

Gehänge [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gehänge (Steinchen; Zündstein; Felsen; )
    kiselsten; småsten
  2. Gehänge (Schmuckstück; Juwel; Geschmeide; )
    smycken; utsmyckning
  3. Gehänge
    gehäng
    • gehäng [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gehänge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehäng Gehänge Schärpe
kiselsten Felsen; Gehänge; Kleinod; Nippes; Nippsache; Stein; Steinbock; Steinchen; Steinplatte; Zündstein; kleineStein
smycken Edelstein; Edelsteine; Gehänge; Geschmeide; Juwel; Kleinod; Nippes; Nippsache; Schmuckstein; Schmuckstück Bijouterien; Juwelierarbeit; Schmucksachen; Schmucksteine; Schmuckstücke; geschliffene Geschmucksteine
småsten Felsen; Gehänge; Kleinod; Nippes; Nippsache; Stein; Steinbock; Steinchen; Steinplatte; Zündstein; kleineStein Grus; Kies; Kieselstein; Steinchen
utsmyckning Edelstein; Edelsteine; Gehänge; Geschmeide; Juwel; Kleinod; Nippes; Nippsache; Schmuckstein; Schmuckstück Aufscchmuck; Juwel; Putz; Schmuck; Schmuckstück; Zierat

Wiktionary: Gehänge

Gehänge
noun
  1. österreichisch: Berghang
  2. speziell: herabhängende Schmuckstücke
  3. allgemein: etwas das hängen
  4. speziell: Vorrichtung, an der ein Degen getragen wird