Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Giebel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Giebel (Duits) in het Zweeds

Giebel:

Giebel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Giebel (Vordere Giebel; Vorderseite; Fassade; )
    ansikte; fasad; front; ansikte utåt

Vertaal Matrix voor Giebel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ansikte Fassade; Front; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; vordere Ende Anblick; Antlitz; Gesicht; Schauspiel; Szene
ansikte utåt Fassade; Front; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; vordere Ende
fasad Fassade; Front; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; vordere Ende Deckmantel; Fassade; Finier; Freitreppe; Front; Ladenfront; untere Front
front Fassade; Front; Gesicht; Giebel; Spitze; Vordere Giebel; Vorderrand; Vorderseite; vordere Ende Fassade; Front; Frontlinie; Gefechtslinie; Vorderseite; vordere Ende

Synoniemen voor "Giebel":

  • Dachfirst; First; oberste Dachkante

Wiktionary: Giebel

Giebel
  1. Architektur: der dreieckige Wandteil zwischen den Schrägen eines Satteldaches

Verwante vertalingen van Giebel