Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Großmaul

Vertaal Großmaul van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Großmaul:
- storskrytare; skrävlare; skrytmåns; stroskrytare; konstig fågel
- skrikhals
Wiktionary:
- Großmaul → skrävlare, skrytmåns

Duits

Uitgebreide vertaling voor Großmaul (Duits) in het Zweeds

Großmaul:

Großmaul [das ~] zelfstandig naamwoord

Großmaul (Angeber; Schwätzer; Wichtigtuer; Aufschneider; Großsprecher; Großtuer; Dicktuer)
storskrytare; skrävlare
- storskrytare zelfstandig naamwoord
- skrävlare [-en] zelfstandig naamwoord
Großmaul (Aufschneider; Angeber; Prahler; Großsprecher)
skrytmåns; stroskrytare
- skrytmåns [-en] zelfstandig naamwoord
- stroskrytare zelfstandig naamwoord
Großmaul (Wichtigtuer; Angeber; Schwätzer; Prahler; Aufschneider; Großsprecher; Großtuer; Dicktuer)
skrävlare; skrytmåns
- skrävlare [-en] zelfstandig naamwoord
- skrytmåns [-en] zelfstandig naamwoord
Großmaul (Prahler; Prahlhans)
konstig fågel
- konstig fågel zelfstandig naamwoord

Großmaul [der ~] zelfstandig naamwoord

der Großmaul (Schreihals; Schreier; Großmäuler; Heulpeter)
skrikhals
- skrikhals [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Großmaul:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
konstig fågel	Großmaul; Prahler; Prahlhans
skrikhals	Großmaul; Großmäuler; Heulpeter; Schreier; Schreihals
skrytmåns	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Geruchmacher; Getratsch; Großsprecher; Klatscherei; Prahler
skrävlare	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Prahler; Schwätzer; Wichtigtuer	Angeber; Aufschneider; Ballspieler; Dicktuer; Geruchmacher; Getratsch; Großsprecher; Großtuer; Klatscherei; Prahler; Schnauze; Wichtigtuer
storskrytare	Angeber; Aufschneider; Dicktuer; Großmaul; Großsprecher; Großtuer; Schwätzer; Wichtigtuer
stroskrytare	Angeber; Aufschneider; Großmaul; Großsprecher; Prahler

Synoniemen voor "Großmaul":

Angeber; aufgeblasener Gimpel; Aufschneider; Großkotz; Großtuer; Maulheld; Möchtegern; Prahler; Prahlhans; Profilneurotiker; Renommist; Schaumschläger; Wichtigtuer; Windbeutel; Zampano; unangenehmer Mensch

Wiktionary: Großmaul

Großmaul

noun

Person, die den Mund zu voll nehmen; Angeber
- Großmaul → skrävlare; skrytmåns