Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Hauswart:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hauswart (Duits) in het Zweeds

Hauswart:

Hauswart [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hauswart (Pförtner; Hausmeister; Portier; )
    vaktmästare; fastighetsskötare

Vertaal Matrix voor Hauswart:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastighetsskötare Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Hausmeister
vaktmästare Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Aufseher; Concierges; Hausmeister; Ordner; Wächter; Wärter

Synoniemen voor "Hauswart":


Wiktionary: Hauswart


Cross Translation:
FromToVia
Hauswart vaktmästare janitor — caretaker