Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Interruption:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Interruption (Duits) in het Zweeds

Interruption:

Interruption [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Interruption (Unterbrechung)
    avbrott; inbrytande

Vertaal Matrix voor Interruption:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avbrott Interruption; Unterbrechung Arbeitspause; Ausspannung; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Fall; IRQ; Interrupt; Interruptanforderung; Mittagspause; Parlamentsferien; Pause; Ruhepause; Spielzeit; Störung; Unterbrechung; Verderben; Verzicht
inbrytande Interruption; Unterbrechung

Wiktionary: Interruption

Interruption
noun
  1. allgemein: Unterbrechung, Störung
  2. Medizin: künstlicher Abbruch, z.B. Schwangerschaftsabbruch

Cross Translation:
FromToVia
Interruption avbrott; uppehåll interruptionaction d’interrompre ou état de ce qui est interrompu.

Computer vertaling door derden: