Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Jurist:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Jurist (Duits) in het Zweeds

Jurist:

Jurist [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Jurist (Verteidiger; Strafverteidiger; Anwalt; )
    advokat; sakförare
  2. der Jurist (Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige)
    jurist; advokat
    • jurist [-en] zelfstandig naamwoord
    • advokat [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Jurist (Rechtsgelehrte; Rechtsanwalt; Rechtskundige)
    rättshjälp

Vertaal Matrix voor Jurist:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advokat Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Rechtskundige; Strafverteidiger; Verteidiger Advokate; Prokurist; Prozeßbevollmächtigte; Rechtsanwalt; Stellvertreter; Wirtschaftsverwalter
jurist Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige Advokate
rättshjälp Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige Prozesskostenhilfe; Rechtshilfe; unentgeltlich arbeitender Anwalt
sakförare Anwalt; Jurist; Rechtsanwalt; Rechtsberater; Rechtsgelehrte; Strafverteidiger; Verteidiger Prokurist; Stellvertreter; Verfechter; Vorkämpfer; Wirtschaftsverwalter

Synoniemen voor "Jurist":

  • Rechtsgelehrter; Rechtswissenschaftler; Volljurist; Berufstätiger

Wiktionary: Jurist

Jurist
noun
  1. jemand, der Rechtswissenschaft studiert
  2. in Deutschland: jemand, der das Jurastudium mit dem zweiten Staatsexamen abgeschlossen hat