Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Kolporteur:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kolporteur (Duits) in het Zweeds

Kolporteur:

Kolporteur [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kolporteur (Akquisiteur)
    försäljare; agent; ackvisitör
  2. der Kolporteur (Hausierer; Straßenhändler)
    gatuförsäljare; gatuhandlare
  3. der Kolporteur (Straßenhändler)
    gatuförsäljare

Vertaal Matrix voor Kolporteur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ackvisitör Akquisiteur; Kolporteur
agent Akquisiteur; Kolporteur Agent; Impresario; Verkaufsvertreter; Vertreter
försäljare Akquisiteur; Kolporteur Agent; Geschäftsinhaber; Geschäftsmann; Geschäftsmänner; Geschäftsreisende; Gewerbetreibende; Handelsmann; Handelsmänner; Händler; Kaufmann; Straßenhändler; Unternehmer; Verkaufsvertreter; Verkäufer; Vertreter
gatuförsäljare Hausierer; Kolporteur; Straßenhändler Handelsmann; Hausierer; Händler; Kaufmann; Kurpfuscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Straßenhändler; Stümper
gatuhandlare Hausierer; Kolporteur; Straßenhändler Hausierer; Straßenhändler

Wiktionary: Kolporteur

Kolporteur
  1. österreichisch: Straßenverkäufer von Zeitungen
  2. schweizerisch: Verteiler von Pendlerzeitungen
  3. eine Person, die Gerüchte verbreitet
  4. veraltet: Hausierer in billigen Heften, Schriften und Büchern, besonders religiöser Art