Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Luxus:
  2. Wiktionary:
    • Luxus → lyx


Duits

Uitgebreide vertaling voor Luxus (Duits) in het Zweeds

Luxus:

Luxus [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Luxus (Prunk; Überfluß; Pracht; )
    lyx; överflöd; rikedom; överdåd; prakt
    • lyx [-en] zelfstandig naamwoord
    • överflöd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • rikedom [-en] zelfstandig naamwoord
    • överdåd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • prakt [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Luxus (Reichtum; Pracht)
    rikedom; förmögenhet

Vertaal Matrix voor Luxus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förmögenhet Luxus; Pracht; Reichtum Finanzen; Geld; Geldbestand; Gelder; Geldmittel; Kapital; Kapitalgut; Vermögen; finanziellen Mittel; große Summe Geld
lyx Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit Luxusartikel
prakt Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit Ehre; Glorie; Pracht; Prunk; Ruhm
rikedom Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit Mannigfaltigkeit; Reichtum; Vielzahl
överdåd Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit Überflüsse
överflöd Fülle; Glanz; Herrlichkeit; Luxus; Pracht; Prunk; Reichtum; Stattlichkeit; Wollust; Wonne; Überfluß; Üppigkeit Fülle; Mannigfaltigkeit; Reichlichkeit; Stattlichkeit; Verschiedenartigkeit; Vielzahl; Überflüsse; Üppigkeit

Synoniemen voor "Luxus":


Wiktionary: Luxus

Luxus
noun
  1. Gegenstände oder Verhaltensweisen, die über das Übliche hinausgehen und nur dem persönlichen Vergnügen dienen
    • Luxuslyx

Computer vertaling door derden: