Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Nahrung geben:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Nahrung geben (Duits) in het Zweeds

Nahrung geben:

Nahrung geben werkwoord

  1. Nahrung geben (essen; ernähren; nähren; füttern; großziehen)
    nära; föda; utfordra
    • nära werkwoord (närar, närade, närat)
    • föda werkwoord (föder, födde, fött)
    • utfordra werkwoord (utfordrar, utfordrade, utfordrat)

Vertaal Matrix voor Nahrung geben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
föda Abffüttern; Ernährung; Essen; Futter; Fütterung; Kost; Nahrung; Verpflegung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
föda Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren ernähren; erziehen; füttern; gebähren; großbringen; speisen; verpflegen; zur Welt bringen
nära Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren ernähren; erquicken; füttern; laben; speisen; verpflegen
utfordra Nahrung geben; ernähren; essen; füttern; großziehen; nähren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nära beinahe; fast; haarscharf; hart; nahezu

Synoniemen voor "Nahrung geben":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Nahrung geben