Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Raub:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Raub (Duits) in het Zweeds

Raub:

Raub [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Raub (Plünderung)
    rån; berövande
    • rån [-ett] zelfstandig naamwoord
    • berövande [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Raub:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berövande Plünderung; Raub
rån Plünderung; Raub Hostie; Oblate; Raubüberfall; Überfall

Synoniemen voor "Raub":


Wiktionary: Raub

Raub
noun
  1. das geraubte Gut, die Beute
  2. das gewaltsame wegnehmen, das rauben
  3. Recht: die Wegnahme einer fremden beweglichen Sache durch Gewalt gegen eine Person oder unter Androhung einer gegenwärtigen Gefahr für Leib und Leben mit der Absicht, die Sache sich oder einem Dritten rechtswidrig zuzueignen (§ 249 StGB)

Cross Translation:
FromToVia
Raub stöt; kupp heist — a robbery or burglary
Raub stöld steal — the act of stealing

Computer vertaling door derden: