Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Rausch:
  2. Wiktionary:
    • Rausch → rus


Duits

Uitgebreide vertaling voor Rausch (Duits) in het Zweeds

Rausch:

Rausch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Rausch
    berusning; rus
    • berusning [-en] zelfstandig naamwoord
    • rus [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Rausch
    yra; berusning
    • yra [-en] zelfstandig naamwoord
    • berusning [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rausch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berusning Rausch
rus Rausch Besoffenheit; Betrunkenheit; Hitzewallung; Röte
yra Rausch Hitzewallung; Röte

Synoniemen voor "Rausch":


Wiktionary: Rausch

Rausch
noun
  1. mentaler und / oder körperlicher Zustand, zum Beispiel der Glückseligkeit oder auch der Verwirrung und Übelkeit, wenn Alkoholkonsum- oder Drogenkonsum Wirkung zeigen
    • Rauschrus