Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Schimmern:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schimmern (Duits) in het Zweeds

Schimmern:

Schimmern [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schimmern (Häuche)
    skuggor; spillror

Schimmern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schimmern (Glänzen; Flimmern; Glitzern; Funkeln)
    glitter; glans
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Schimmern (Funkeln; Flimmern; Blitzen)
    gnistrande; sprudlande

Vertaal Matrix voor Schimmern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glans Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Abglanz; Angewohnheit; Ehre; Finish; Funkeln; Glanz; Glorie; Glut; Glänzen; Ruhm; Schein; Scheinen; Schimmer
glitter Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Schimmern Blinken; Funkeln; Glänzen; Leuchten
gnistrande Blitzen; Flimmern; Funkeln; Schimmern
skuggor Häuche; Schimmern Schattenbilder; Schattenrisse; Schemen
spillror Häuche; Schimmern
sprudlande Blitzen; Flimmern; Funkeln; Schimmern Brausen; Sprudelen; Sprudeln
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprudlande blendend; brilliant; leuchtend