Duits

Uitgebreide vertaling voor Schmierer (Duits) in het Zweeds

Schmierer:

Schmierer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schmierer
    skojare; fuskare; klåpare
    • skojare [-en] zelfstandig naamwoord
    • fuskare [-en] zelfstandig naamwoord
    • klåpare [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Schmierer (Sudler)
    fuskare; klåpare
  3. der Schmierer (Sudler)
    skamfläckar
  4. der Schmierer (Schmierfink; Schieber; Stümper; Schwindler; Sudler)
    klåpare; fuskmakare

Schmierer [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schmierer
    klåpare; kladdiga människor; kluddiga

Vertaal Matrix voor Schmierer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fuskare Schmierer; Sudler Betrüger; Kurpfuscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Schuster; Schwindler; Stümper
fuskmakare Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler
kladdiga människor Schmierer
kluddiga Schmierer
klåpare Schieber; Schmierer; Schmierfink; Schwindler; Stümper; Sudler Kurpfuscher; Panscher; Pfuscher; Quacksalber; Scharlatan; Schuster; Stümper; Sudler
skamfläckar Schmierer; Sudler Schandflecken
skojare Schmierer Bengel; Betrüger; Erzlügner; Halunken; Komedianten; Kurkenzieher; Lausbub; Lausbube; Racker; Rotznase; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlawiner; Schlingel; Schmeichler; Schufte; Schurken; Schweine; Schwindler; Schönredner; Schönschwätzer; Spaßvögel