Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Tür:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Tür (Duits) in het Zweeds

Tür:

Tür [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Tür (Durchgang)
    dörr
    • dörr [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Tür (Eingang; Zugang)
    ingång
    • ingång [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Tür:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dörr Durchgang; Tür Eingangstor; Tor
ingång Eingang; Tür; Zugang Auffahrt; Beitritt; Einfahrt; Eingangshalle; Eingangstor; Einkommen; Halle; Portal; Rampe; Tor; Vorhalle; Zufahrtsstraße; Zutritt

Synoniemen voor "Tür":


Wiktionary: Tür

Tür
noun
  1. Architektur: ein trennendes oder verbindendes Element zwischen Räumen oder Bereichen

Cross Translation:
FromToVia
Tür dörr door — portal of entry into a building, room or vehicle

Verwante vertalingen van Tür