Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal Talent

Vertaal Talent van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Talent:
- begåvelse; talang; möjlighet
Wiktionary:
- Talent → talang
- Talent → begåvning, skicklighet, färdighet, talent, talang, puckel

Duits

Uitgebreide vertaling voor Talent (Duits) in het Zweeds

Talent:

Talent [das ~] zelfstandig naamwoord

Talent (Kapazität; Fähigkeit; Veranlagung; Potential; Leistungsfähigkeit; Gabe; Geschicklichkeit; Begabung; Ader; Genialität; Leistung; Leistungsvermögen; Genie; Händchen; Begabtheit)
begåvelse; talang; möjlighet
- begåvelse zelfstandig naamwoord
- talang [-en] zelfstandig naamwoord
- möjlighet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Talent:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
begåvelse	Ader; Begabtheit; Begabung; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Talent; Veranlagung
möjlighet	Ader; Begabtheit; Begabung; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Talent; Veranlagung	Chance; Gelegenheit; Möglichkeit
talang	Ader; Begabtheit; Begabung; Fähigkeit; Gabe; Genialität; Genie; Geschicklichkeit; Händchen; Kapazität; Leistung; Leistungsfähigkeit; Leistungsvermögen; Potential; Talent; Veranlagung	Begabung; Fakultät
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
talang		begabt; talentiert

Synoniemen voor "Talent":

Anlage; Begabung; Gabe; psychologische Eigenschaft

Wiktionary: Talent

Talent

noun

ein Mensch mit Talent [1]
- Talent → talang
die außerordentliche Begabung einer Person in einem bestimmten Gebiet
- Talent → talang

Cross Translation:

From	To	Via
• Talent	→ begåvning	↔ gift — A talent or natural ability
• Talent	→ skicklighet; färdighet	↔ skill — capacity to do something well
• Talent	→ talent	↔ talent — unit of weight and money
• Talent	→ talang	↔ talent — marked ability or skill
• Talent	→ puckel	↔ bosse — enflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.