Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Umzäunung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Umzäunung (Duits) in het Zweeds

Umzäunung:

Umzäunung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Umzäunung (Zaun; Gitter; Gatter; )
    staket
    • staket [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. die Umzäunung (Bretterzaun; Zaun; Holzwall; )
    gallerverk; spaljé
  3. die Umzäunung (Zaun; Einzäunung)
    stängsel
  4. die Umzäunung (Raster)
    gallerverk; spjälverk
  5. die Umzäunung (Umgitterung; Bucht; Gitterzäune; )
    staket; stängsel
    • staket [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stängsel [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Umzäunung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gallerverk Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Raster; Umzäunung; Zaun Fachwerk
spaljé Bauzaun; Bretterzaun; Einzäunung; Gatter; Holzwall; Umzäunung; Zaun
spjälverk Raster; Umzäunung
staket Abtrennung; Balustrade; Bucht; Drahtgitter; Einzäunung; Gatter; Gitter; Gittertür; Gitterumzäunung; Gitterzaun; Gitterzäune; Umgitterung; Umzäunung; Vergitterung; Zaun Abzaunung; Begrenzung
stängsel Balustrade; Bucht; Einzäunung; Gittertür; Gitterumzäunung; Gitterzäune; Umgitterung; Umzäunung; Vergitterung; Zaun Abzaunung; Begrenzung; Gitterumzäunung; Umgitterung; Vergitterung; vergitterung

Synoniemen voor "Umzäunung":


Wiktionary: Umzäunung


Cross Translation:
FromToVia
Umzäunung bom; slagbom barrièreassemblage de plusieurs pièces de bois ou d'autres matériaux, servir à fermer un passage.