Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Vorfall:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Vorfall (Duits) in het Zweeds

Vorfall:

Vorfall [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Vorfall (Ereignis; Begebenheit; Geschehen; Vorgang; Eintreten)
    händelse
  2. der Vorfall (Fall; Vorgang; Zwischenfall)
    fall
    • fall [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. der Vorfall
    incident

Vertaal Matrix voor Vorfall:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fall Fall; Vorfall; Vorgang; Zwischenfall Depression; Einsturz; Einstürzen; Fall; Flaute; Kasus; Niedergang; Purzelbaum; Purzelbäume; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch; Zusammensturz; Überschlag; Überschläge
händelse Begebenheit; Eintreten; Ereignis; Geschehen; Vorfall; Vorgang Ereignis; Ereignisse; Programmereignis; Stattfinden; Vorfälle; Zwischenfall; Zwischenfälle
incident Vorfall Ereignisse; Vorfälle; Zwischenfall; Zwischenfälle

Synoniemen voor "Vorfall":


Wiktionary: Vorfall


Cross Translation:
FromToVia
Vorfall tilldragelse; händelse incident — event or occurrence
Vorfall olyckshändelse; tillbud incident — event causing interruption or crisis
Vorfall tillfälle; händelse occurrence — actual instance where a situation arises