Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Zähigkeit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zähigkeit (Duits) in het Zweeds

Zähigkeit:

Zähigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zähigkeit (Ausdauer; Standhaftigkeit; Beharrlichkeit; Beharrung)
    framhärdad
  2. die Zähigkeit (Standhalten; Standhaftigkeit; Ausdauer; Beharrlichkeit; Beharrung)
    enträgenhet; fortsättning; uthållande

Vertaal Matrix voor Zähigkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enträgenhet Ausdauer; Beharrlichkeit; Beharrung; Standhaftigkeit; Standhalten; Zähigkeit
fortsättning Ausdauer; Beharrlichkeit; Beharrung; Standhaftigkeit; Standhalten; Zähigkeit Fortdauern
framhärdad Ausdauer; Beharrlichkeit; Beharrung; Standhaftigkeit; Zähigkeit
uthållande Ausdauer; Beharrlichkeit; Beharrung; Standhaftigkeit; Standhalten; Zähigkeit

Synoniemen voor "Zähigkeit":


Computer vertaling door derden: