Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Zögern:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zögern (Duits) in het Zweeds

Zögern:

Zögern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Zögern (Zweifel; Bedenken; Zwiespalt; )
    tvekan; obeslutsamhet
  2. Zögern (Unentschlossenheit; Zweifel; Schwankung; Unschlüssigkeit)
    tvekan; tvivel
    • tvekan [-en] zelfstandig naamwoord
    • tvivel [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. Zögern (Unschlüssigkeit; Schwankung; Zweifel; Unentschlossenheit)
    tvivel
    • tvivel [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zögern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obeslutsamhet Bedenken; Schwanken; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern Halbschlächtigkeit; Mensur; Schwankung; Unbeständigkeit; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit
tvekan Bedenken; Schwanken; Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern
tvivel Schwankung; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zögern

Synoniemen voor "Zögern":


Wiktionary: Zögern


Cross Translation:
FromToVia
Zögern tvekan hesitation — act of hesitating

Computer vertaling door derden: