Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. arglos:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor arglos (Duits) in het Zweeds

arglos:

arglos bijvoeglijk naamwoord

  1. arglos (unschuldig; harmlos; gutartig; schuldlos)
    oskyldig; oskyldigt; oskuldsfullt; oförvitlig; oförvitligt
  2. arglos (naiv; leichtgläubig)
    naiv; naivt
    • naiv bijvoeglijk naamwoord
    • naivt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor arglos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oskyldig Keuschheit; Unbeflecktheit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naiv arglos; leichtgläubig; naiv naiv; simplifizierend
naivt arglos; leichtgläubig; naiv simplifizierend
oförvitlig arglos; gutartig; harmlos; schuldlos; unschuldig
oförvitligt arglos; gutartig; harmlos; schuldlos; unschuldig
oskuldsfullt arglos; gutartig; harmlos; schuldlos; unschuldig fehlerfrei; ganz; jungfraulich; jungfräulich; pur; rein; unangetastet; unbefleckt; unberührt; unbeschädigt; unverfälscht; unversehrt
oskyldig arglos; gutartig; harmlos; schuldlos; unschuldig naiv
oskyldigt arglos; gutartig; harmlos; schuldlos; unschuldig

Synoniemen voor "arglos":


Wiktionary: arglos

arglos
adjective
  1. nichts Böses ahnend; harmlos; treuherzig; blauäugig; unschuldig; ohne Argwohn