Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aushäusig:


Duits

Uitgebreide vertaling voor aushäusig (Duits) in het Zweeds

aushäusig:

aushäusig bijvoeglijk naamwoord

  1. aushäusig (außerdem; dabei; zusätzlich; )
    dessutom; för övrigt
  2. aushäusig (daraus; aus)
    utanför; ute
    • utanför bijvoeglijk naamwoord
    • ute bijvoeglijk naamwoord
  3. aushäusig
    sällan hemma

Vertaal Matrix voor aushäusig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utanför Ansehen; Aussehen; Außenseite; ausschließen; Äußere
ute Äußere
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dessutom aushäusig; außerdem; dabei; daneben; darüber; namentlich; sonstig; zusätzlich außerdem; ferner; weiter
för övrigt aushäusig; außerdem; dabei; daneben; darüber; namentlich; sonstig; zusätzlich
sällan hemma aushäusig
utanför aus; aushäusig; daraus
ute aus; aushäusig; daraus ausländisch; vorbei; überholt

Computer vertaling door derden: