Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal belastet

Vertaal belastet van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. belastet:
  2. belasten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor belastet (Duits) in het Zweeds

belastet:

belastet bijvoeglijk naamwoord

  1. belastet
    laddad; lastat; lastad; laddat; nedtyngt
  2. belastet (beladen)
    belasta; belastat

Vertaal Matrix voor belastet:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasta aufhalsen; auftragen; beauftragen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasta beladen; belastet
belastat beladen; belastet
laddad belastet geladen
laddat belastet geladen; trächtig
lastad belastet
lastat belastet
nedtyngt belastet

Wiktionary: belastet

Cross Translation:
FromToVia
• belastet → belastad; handikappad; hindrad ↔ encumbered — weighted down, loaded sufficiently to make slow
• belastet → belastad ↔ fraught — distressed

belasten:

belasten werkwoord (belaste, belastest, belastet, belastete, belastetet, belastet)

  1. belasten (elektricität aufladen; einladen; laden; )
    ladda; återuppladda; ladda elektriskt
    • ladda werkwoord (laddar, laddade, laddat)
    • återuppladda werkwoord (återuppladdar, återuppladdade, återuppladdat)
    • ladda elektriskt werkwoord (laddar elektriskt, laddade elektriskt, laddat elektriskt)
  2. belasten (Schwerer machen; beschweren; erschweren; )
    göra tyngre
    • göra tyngre werkwoord (gör tyngre, gjorde tyngre, gjort tyngre)
  3. belasten
    debitera

Conjugations for belasten:

Präsens
  1. belaste
  2. belastest
  3. belastet
  4. belasten
  5. belastet
  6. belasten
Imperfekt
  1. belastete
  2. belastetest
  3. belastete
  4. belasteten
  5. belastetet
  6. belasteten
Perfekt
  1. habe belastet
  2. hast belastet
  3. hat belastet
  4. haben belastet
  5. habt belastet
  6. haben belastet
1. Konjunktiv [1]
  1. belaste
  2. belastest
  3. belaste
  4. belasten
  5. belastet
  6. belasten
2. Konjunktiv
  1. belastete
  2. belastetest
  3. belastete
  4. belasteten
  5. belastetet
  6. belasteten
Futur 1
  1. werde belasten
  2. wirst belasten
  3. wird belasten
  4. werden belasten
  5. werdet belasten
  6. werden belasten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde belasten
  2. würdest belasten
  3. würde belasten
  4. würden belasten
  5. würdet belasten
  6. würden belasten
Diverses
  1. belast!
  2. belastet!
  3. belasten Sie!
  5. belastet
  6. belastend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor belasten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
debitera belasten
göra tyngre Schwerer machen; beladen; belasten; beschweren; erschweren; schwerer machen; verstärken schwerer machen
ladda aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden aufladen; laden
ladda elektriskt aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden
återuppladda aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden

Synoniemen voor "belasten":


Wiktionary: belasten

belasten
verb
  1. bewirken, dass etwas eine störende oder schädliche Wirkung auf etwas hat
  2. jemandem Schuld zuschreiben
Cross Translation:
FromToVia
• belasten → belasta ↔ burden — encumber
• belasten → dela ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0218 seconde
Page rendered in 1.0 seconds