Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal bereisen

Vertaal bereisen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bereisen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bereisen (Duits) in het Zweeds

bereisen:

bereisen werkwoord (bereise, bereist, bereiste, bereistet, bereist)

  1. bereisen
    resa omkring
    • resa omkring werkwoord (reser omkring, reste omkring, rest omkring)

Conjugations for bereisen:

Präsens
  1. bereise
  2. bereist
  3. bereist
  4. bereisen
  5. bereist
  6. bereisen
Imperfekt
  1. bereiste
  2. bereistest
  3. bereiste
  4. bereisten
  5. bereistet
  6. bereisten
Perfekt
  1. habe bereist
  2. hast bereist
  3. hat bereist
  4. haben bereist
  5. habt bereist
  6. haben bereist
1. Konjunktiv [1]
  1. bereise
  2. bereisest
  3. bereise
  4. bereisen
  5. bereiset
  6. bereisen
2. Konjunktiv
  1. bereiste
  2. bereistest
  3. bereiste
  4. bereisten
  5. bereistet
  6. bereisten
Futur 1
  1. werde bereisen
  2. wirst bereisen
  3. wird bereisen
  4. werden bereisen
  5. werdet bereisen
  6. werden bereisen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bereisen
  2. würdest bereisen
  3. würde bereisen
  4. würden bereisen
  5. würdet bereisen
  6. würden bereisen
Diverses
  1. bereis!
  2. bereist!
  3. bereisen Sie!
  5. bereist
  6. bereisend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bereisen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resa omkring bereisen herumreisen; reisen; umherreisen

Wiktionary: bereisen

Cross Translation:
FromToVia
• bereisen → resa runt; beresa ↔ travel — to travel throughout

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0336 seconde
Page rendered in 1.0 seconds