Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal beschützen

Vertaal beschützen van Duits naar Zweeds

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

beschützen:
- vakta; skydda; beskydda
Wiktionary:
- beschützen → beskydda
- beschützen → skydda, beskydda, freda, värja, värna, lova, garantera, betrygga, försäkra, försvara, vakta

Duits

Uitgebreide vertaling voor beschützen (Duits) in het Zweeds

beschützen:

beschützen werkwoord

beschützen (behüten; bewahren; beaufsichtigen; hüten; aufpassen; achtgeben; abschirmen)
vakta; skydda; beskydda
- vakta werkwoord (vaktar, vaktade, vaktat)
- skydda werkwoord (skyddar, skyddade, skyddat)
- beskydda werkwoord (beskyddar, beskyddade, beskyddat)

Vertaal Matrix voor beschützen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beskydda	abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten	behüten; hüten; protegieren; schutzen
skydda	abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten	Schutz bieten; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; behüten; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schutzen; schützen; sich verstecken; umzäunen; wahren; zuflücten
vakta	abschirmen; achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; behüten; beschützen; bewahren; hüten	Schutz bieten; abschirmen; behüten; bewahren; erhalten; hegen; hüten; schutzen; schützen; wachen; wachen über; wahren

Synoniemen voor "beschützen":

beschirmen; bewahren; die Hand über halten
schützen; sichern

Wiktionary: beschützen

beschützen

verb

auf etwas aufpassen; etwas bewachen
- beschützen → beskydda

Cross Translation:

From	To	Via
• beschützen	→ skydda	↔ beschermen — er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt
• beschützen	→ skydda	↔ shield — to protect, to defend
• beschützen	→ skydda	↔ abriter — mettre à l'abri
• beschützen	→ beskydda; freda; skydda; värja; värna; lova; garantera; betrygga; försäkra	↔ assurer — rendre stable.
• beschützen	→ försvara; värja; värna	↔ défendre — protéger une personne contre une attaque.
• beschützen	→ beskydda; freda; skydda; värja; värna; vakta	↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.