Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal besprengen

Vertaal besprengen van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. besprengen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor besprengen (Duits) in het Zweeds

besprengen:

besprengen werkwoord (besprenge, besprengst, besprengt, besprengte, besprengtet, besprengt)

  1. besprengen (begießen; spritzen; bewässern; )
    vattna; blöta; spruta
    • vattna werkwoord (vattnar, vattnade, vattnat)
    • blöta werkwoord (blötar, blötte, blött)
    • spruta werkwoord (sprutar, sprutade, sprutat)
  2. besprengen (besprenkeln; sprenkeln; sprengen; einsprengen)
    strila; bespruta; stänka; bestänka; beströ
    • strila werkwoord (strilar, strilade, strilat)
    • bespruta werkwoord (besprutar, besprutade, besprutat)
    • stänka werkwoord (stänker, stänkte, stänkt)
    • bestänka werkwoord (bestänker, bestänkte, bestänkt)
    • beströ werkwoord (beströr, beströdde, bestrött)
  3. besprengen (bespritzen; besprühen; einspritzen)
    bespruta; stänka
    • bespruta werkwoord (besprutar, besprutade, besprutat)
    • stänka werkwoord (stänker, stänkte, stänkt)

Conjugations for besprengen:

Präsens
  1. besprenge
  2. besprengst
  3. besprengt
  4. besprengen
  5. besprengt
  6. besprengen
Imperfekt
  1. besprengte
  2. besprengtest
  3. besprengte
  4. besprengten
  5. besprengtet
  6. besprengten
Perfekt
  1. habe besprengt
  2. hast besprengt
  3. hat besprengt
  4. haben besprengt
  5. habt besprengt
  6. haben besprengt
1. Konjunktiv [1]
  1. besprenge
  2. besprengest
  3. besprenge
  4. besprengen
  5. besprenget
  6. besprengen
2. Konjunktiv
  1. besprengte
  2. besprengtest
  3. besprengte
  4. besprengten
  5. besprengtet
  6. besprengten
Futur 1
  1. werde besprengen
  2. wirst besprengen
  3. wird besprengen
  4. werden besprengen
  5. werdet besprengen
  6. werden besprengen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde besprengen
  2. würdest besprengen
  3. würde besprengen
  4. würden besprengen
  5. würdet besprengen
  6. würden besprengen
Diverses
  1. bespreng!
  2. besprengt!
  3. besprengen Sie!
  5. besprengt
  6. besprengend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor besprengen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespruta besprengen; besprenkeln; bespritzen; besprühen; einsprengen; einspritzen; sprengen; sprenkeln
beströ besprengen; besprenkeln; einsprengen; sprengen; sprenkeln ausbaggern; dreggen
bestänka besprengen; besprenkeln; einsprengen; sprengen; sprenkeln
blöta begießen; besprengen; bespritzen; besprühen; beträufeln; bewässern; hineingießen; spritzen; sprühen abweichen; anfeuchten; aufweichen; befeuchten
spruta begießen; besprengen; bespritzen; besprühen; beträufeln; bewässern; hineingießen; spritzen; sprühen
strila besprengen; besprenkeln; einsprengen; sprengen; sprenkeln abtropfen; auslecken; nieseln; trödeln
stänka besprengen; besprenkeln; bespritzen; besprühen; einsprengen; einspritzen; sprengen; sprenkeln ausgießen; ausreiben; ausschütten; ausstreichen; ausstreuen; aussäen; plätschern; schütten; streuen; stürzen; verteilen
vattna begießen; besprengen; bespritzen; besprühen; beträufeln; bewässern; hineingießen; spritzen; sprühen berieseln; bewässern; irrigieren; tränken; zu trinken geben

Synoniemen voor "besprengen":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0204 seconde
Page rendered in 1.0 seconds