Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Vertaal bestritten

Vertaal bestritten van Duits naar Zweeds

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bestritten:
  2. bestreiten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bestritten (Duits) in het Zweeds

bestritten:

bestritten bijvoeglijk naamwoord

  1. bestritten (bekämpft; dementiert; entgegengetreten; abgestritten)
    ifrågasatt; omstridd; omtvistat; omstritt; debatterad; debatterat; dyftat

Vertaal Matrix voor bestritten:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
debatterad abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten
debatterat abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten
dyftat abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten
ifrågasatt abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten
omstridd abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten anfechtbar; bestreitbar; umstritten
omstritt abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten anfechtbar; bestreitbar; umstritten
omtvistat abgestritten; bekämpft; bestritten; dementiert; entgegengetreten

bestreiten:

bestreiten werkwoord (bestreite, bestreitest, bestreitet, bestritt, bestrittet, bestritten)

  1. bestreiten (leugnen; verleugnen; abstreiten)
    förneka
    • förneka werkwoord (förnekar, förnekade, förnekat)
  2. bestreiten (bekämpfen; kämpfen; schlagen; streiten; fechten)
    bekämpa; bestrida; kämpa med; slåss mot
    • bekämpa werkwoord (bekämper, bekämpte, bekämpt)
    • bestrida werkwoord (bestrider, bestred, bestridit)
    • kämpa med werkwoord (kämpar med, kämpade med, kämpat med)
    • slåss mot werkwoord (slåss mot, slogs mot, slagits mot)
  3. bestreiten (schlagen; streiten; bekämpfen; )
    slåss; gräla; gruffas
    • slåss werkwoord (slåss igen, slogs igen, slagits)
    • gräla werkwoord (grälar, grälade, grälat)
    • gruffas werkwoord (gruffas, gruffades, gruffats)
  4. bestreiten (widersprechen; protestieren)
    invända; göra invändningar; protestera
  5. bestreiten (widersprechen; leugnen; verneinen; protestieren; aufmucken)
    protestera; tala emot
    • protestera werkwoord (protesterar, protesterade, protesterat)
    • tala emot werkwoord (talar emot, talade emot, talat emot)
  6. bestreiten (bekämpfen; schlagen)
    bekämpa
    • bekämpa werkwoord (bekämper, bekämpte, bekämpt)

Conjugations for bestreiten:

Präsens
  1. bestreite
  2. bestreitest
  3. bestreitet
  4. bestreiten
  5. bestreitet
  6. bestreiten
Imperfekt
  1. bestritt
  2. bestrittst
  3. bestritt
  4. bestritten
  5. bestrittet
  6. bestritten
Perfekt
  1. habe bestritten
  2. hast bestritten
  3. hat bestritten
  4. haben bestritten
  5. habt bestritten
  6. haben bestritten
1. Konjunktiv [1]
  1. bestreite
  2. bestreitest
  3. bestreite
  4. bestreiten
  5. bestreitet
  6. bestreiten
2. Konjunktiv
  1. bestritte
  2. bestrittest
  3. bestritte
  4. bestritten
  5. bestrittet
  6. bestritten
Futur 1
  1. werde bestreiten
  2. wirst bestreiten
  3. wird bestreiten
  4. werden bestreiten
  5. werdet bestreiten
  6. werden bestreiten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bestreiten
  2. würdest bestreiten
  3. würde bestreiten
  4. würden bestreiten
  5. würdet bestreiten
  6. würden bestreiten
Diverses
  1. bestreite
  2. bestreitet!
  3. bestreiten Sie!
  5. bestritten
  6. bestreitend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bestreiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekämpa bekämpfen; bestreiten; fechten; kämpfen; schlagen; streiten anfechten; angreifen; ankämpfen
bestrida bekämpfen; bestreiten; fechten; kämpfen; schlagen; streiten anfechten; angreifen; verleugnen
förneka abstreiten; bestreiten; leugnen; verleugnen ablehnen; abschlagen; abschwören; abweisen; ausschlagen; enteignen; klauen; konfiszieren; nationalisieren; verleugnen; verstaatlichen; veruntreuen; verwerfen; zurückweisen
gruffas balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten
gräla balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten Rüffel geben; Standpauke halten; Verweis geben; keifen; schelten; schimpfen; sich entzweien; sich sanken; sich streiten; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken
göra invändningar bestreiten; protestieren; widersprechen beanstanden; beauftragen; beschweren; klagen; reklamieren; sich beschweren
invända bestreiten; protestieren; widersprechen
kämpa med bekämpfen; bestreiten; fechten; kämpfen; schlagen; streiten
protestera aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen beanstanden; klagen; reklamieren; sichbeschweren
slåss balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten fechten; fräsen; kämpfen; scharmützeln
slåss mot bekämpfen; bestreiten; fechten; kämpfen; schlagen; streiten
tala emot aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verneinen; widersprechen

Synoniemen voor "bestreiten":


Wiktionary: bestreiten

bestreiten
verb
  1. -
Cross Translation:
FromToVia
• bestreiten → förneka ↔ deny — to assert that something is not true
• bestreiten → bestrida; förneka ↔ contester — Mettre en discussion ce que quelqu’un revendique.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0293 seconde
Page rendered in 1.0 seconds