Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dicht:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor dicht (Duits) in het Zweeds

dicht:

dicht bijvoeglijk naamwoord

  1. dicht (in-der-Nähe; nahe; naheliegend; )
    i närheten
  2. dicht (abgeschlossen; geschlossen; verschlossen; fest verschlossen)
    förseglad
  3. dicht (kurz hintereinander)
    tung; tätt; tungt
    • tung bijvoeglijk naamwoord
    • tätt bijvoeglijk naamwoord
    • tungt bijvoeglijk naamwoord
  4. dicht (festverschlossen; geschlossen; abgeschlossen; verschlossen)
    ordentligt stängd; ordentligt stängt
  5. dicht (dicht bei; in der Nähe; nah)
    närheten

Vertaal Matrix voor dicht:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förseglad abgeschlossen; dicht; fest verschlossen; geschlossen; verschlossen frankiert; versiegelt
i närheten dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend hier; hier im Gegend
närheten dicht; dicht bei; in der Nähe; nah
ordentligt stängd abgeschlossen; dicht; festverschlossen; geschlossen; verschlossen
ordentligt stängt abgeschlossen; dicht; festverschlossen; geschlossen; verschlossen
tung dicht; kurz hintereinander bleischwer; dick; drückend; fett; grob; korpulent; kräftig gebaut; plump; pummelig; schwer; schwerverdaulich
tungt dicht; kurz hintereinander bleischwer; dick; drückend; fett; grob; korpulent; kräftig gebaut; plump; pummelig; schwer; schwer wie Blei; schwerverdaulich; schwerwiegend
tätt dicht; kurz hintereinander finanzstark; kapitalkräftig

Synoniemen voor "dicht":


Wiktionary: dicht

dicht
adjective
  1. örtlich: nahe bei
  2. eng, nahe beieinanderliegend, undurchdringlich

Cross Translation:
FromToVia
dicht tät; tätt; packad thick — densely crowded or packed
dicht tät épais — Nombreux, serré, touffu.
dicht tät épais — Qui a une grande consistance, une grande densité.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van dicht