Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ersparen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ersparen (Duits) in het Zweeds

ersparen:

ersparen werkwoord

  1. ersparen (einschränken; kürzertreten; sicheinschränken; die Ausgaben einschränken; sparsamerleben)
    spara; inspara; inskränka utgifterna
    • spara werkwoord (sparar, sparade, sparat)
    • inspara werkwoord (insparar, insparade, insparat)
    • inskränka utgifterna werkwoord (inskränker utgifterna, inskränkte utgifterna, inskränkt utgifterna)
  2. ersparen (die Ausgaben einschränken; sparen)
    spara; göra inskränkningar; använda mindre

Vertaal Matrix voor ersparen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
använda mindre die Ausgaben einschränken; ersparen; sparen
göra inskränkningar die Ausgaben einschränken; ersparen; sparen
inskränka utgifterna die Ausgaben einschränken; einschränken; ersparen; kürzertreten; sicheinschränken; sparsamerleben
inspara die Ausgaben einschränken; einschränken; ersparen; kürzertreten; sicheinschränken; sparsamerleben
spara die Ausgaben einschränken; einschränken; ersparen; kürzertreten; sicheinschränken; sparen; sparsamerleben ablegen; achten; archivieren; auf die Seite legen; aufheben; beiseite legen; ein Reis buchen; ein Reis reservieren; reservieren; sparen; speichern; verschonen; zur Seite legen; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen

Synoniemen voor "ersparen":


Wiktionary: ersparen


Cross Translation:
FromToVia
ersparen spara économiserdépenser avec ménagement, avec le souci d’épargner.
ersparen spara épargner — Ménager quelque chose, ne l’employer qu’avec réserve.